Sneller rijden op fietspaden is doorgaans alleen verantwoord wanneer eenduidige én strategisch geplaatste wegmarkeringen zijn aangebracht. Niet om fietsers te “pesten”, maar om het verkeer gestructureerd langs één kant te leiden – wat op smalle paden al een hele opgave is. Denk aan de stippellijn op de Ketelmeerdijk bij Velomobiel.nl: hoewel dat pad niet breed is, geeft de markering helder aan waar iedereen moet rijden. Daardoor weten (race)fietsers, brommers en velomobielen precies welke koers zij moeten aanhouden, wat onnodige remmanoeuvres en bijna‑botsingen voorkomt.
Bij scherpe of gevaarlijke bochten verdient het de voorkeur de stippellijn over te laten gaan in een doorgetrokken streep. Zo voorkomt men dat weggebruikers het hele pad claimen om extra ruimte te creëren voor hun bochtentechniek. Voor de velomobiel betekent dit soms een krapper traject, maar het waarborgt ieders veiligheid en vermindert de kans op risicovolle ontmoetingen.
In druk stadsverkeer doet men er goed aan de snelheid niet via borden, maar via herhaalde, grote cijfers op het wegdek (bijvoorbeeld “30” om de vijftig/honderd meter) kenbaar te maken. Duidelijke arceringen markeren voetgangersoversteekplaatsen en verhinderen dat winkelende voetgangers onoplettend het fietspad opstappen. Zo beschikt elke zwakke weggebruiker – fietsers én voetgangers – direct over de nodige informatie om zich veilig te bewegen.
Voor het autoverkeer kan exact dezelfde methode worden toegepast: snelheidsbeperkingen en andere verkeersaanduidingen rechtstreeks op het wegdek schilderen. Het resultaat? Direct zichtbare informatie, minder verkeersborden (aan lantaarnpalen) en een aanzienlijke besparing op onderhouds‑ en plaatsingskosten – een echte win‑win. Voor zij die denken dat dit 's nachts niet zichtbaar is, als je je koplampen gebruikt en er is straatverlichting aanwezig, zie je die dingen perfect.
Bovendien vertonen verkeersborden in de praktijk vaak ernstige gebreken: ze zijn slecht onderhouden, bijna onleesbaar door vervaging of begroeiing, en ze worden soms op strategisch ongelukkige plekken geplaatst. Hoe vaak rijd je niet langs een bord “Einde zone 30” terwijl het beginbord van die zone nergens te bekennen was? Als bestuurder kijk je dan noodgedwongen opzij, met je ogen niet op de weg maar op een vergeeld bord dat je haast moet ontcijferen. Een groot getal op het wegdek daarentegen is onmiskenbaar, altijd in je blikveld en is in aanschaf en onderhoud een fractie van de prijs van een fysiek bord.
Uiteindelijk blijft het een mentaliteits‑ én gedragsvraagstuk. Zelf kijk ik elke ochtend bij het verlaten van de bakker links en rechts voor fietsers, en daarna voor auto’s. Niet omdat ik levensmoe ben, maar omdat een bakfiets of e‑assisted racer die met 25, 30 of 45 km/u nadert, zonder heldere markeringen (levens)gevaarlijk kan zijn (net als de auto uiteraard).
Bij scherpe of gevaarlijke bochten verdient het de voorkeur de stippellijn over te laten gaan in een doorgetrokken streep. Zo voorkomt men dat weggebruikers het hele pad claimen om extra ruimte te creëren voor hun bochtentechniek. Voor de velomobiel betekent dit soms een krapper traject, maar het waarborgt ieders veiligheid en vermindert de kans op risicovolle ontmoetingen.
In druk stadsverkeer doet men er goed aan de snelheid niet via borden, maar via herhaalde, grote cijfers op het wegdek (bijvoorbeeld “30” om de vijftig/honderd meter) kenbaar te maken. Duidelijke arceringen markeren voetgangersoversteekplaatsen en verhinderen dat winkelende voetgangers onoplettend het fietspad opstappen. Zo beschikt elke zwakke weggebruiker – fietsers én voetgangers – direct over de nodige informatie om zich veilig te bewegen.
Voor het autoverkeer kan exact dezelfde methode worden toegepast: snelheidsbeperkingen en andere verkeersaanduidingen rechtstreeks op het wegdek schilderen. Het resultaat? Direct zichtbare informatie, minder verkeersborden (aan lantaarnpalen) en een aanzienlijke besparing op onderhouds‑ en plaatsingskosten – een echte win‑win. Voor zij die denken dat dit 's nachts niet zichtbaar is, als je je koplampen gebruikt en er is straatverlichting aanwezig, zie je die dingen perfect.
Bovendien vertonen verkeersborden in de praktijk vaak ernstige gebreken: ze zijn slecht onderhouden, bijna onleesbaar door vervaging of begroeiing, en ze worden soms op strategisch ongelukkige plekken geplaatst. Hoe vaak rijd je niet langs een bord “Einde zone 30” terwijl het beginbord van die zone nergens te bekennen was? Als bestuurder kijk je dan noodgedwongen opzij, met je ogen niet op de weg maar op een vergeeld bord dat je haast moet ontcijferen. Een groot getal op het wegdek daarentegen is onmiskenbaar, altijd in je blikveld en is in aanschaf en onderhoud een fractie van de prijs van een fysiek bord.
Uiteindelijk blijft het een mentaliteits‑ én gedragsvraagstuk. Zelf kijk ik elke ochtend bij het verlaten van de bakker links en rechts voor fietsers, en daarna voor auto’s. Niet omdat ik levensmoe ben, maar omdat een bakfiets of e‑assisted racer die met 25, 30 of 45 km/u nadert, zonder heldere markeringen (levens)gevaarlijk kan zijn (net als de auto uiteraard).