, 01:31 PM
(Dit bericht is het laatst bewerkt op , 01:32 PM door Martin van Mourik.)
Dag 6
Ik stond vroeg ik op, er was nog niemand te bekennen. Ik wilde de campingbeheerders niet vroeg wekken, laat ze na dat feestje gisteren maar lekker uitslapen dacht ik. Er hing een prijslijst aan hun huis dat tevens als receptie dienst deed, als ik het goed begreep zou ik als fietskampeerder inclusief toeristenbelasting zo'n 14 euro kwijt geweest zijn. Ik scheurde een vel uit mijn kleine schrijfblok, schreef er een bedankje voor het prettige verblijf op, vouwde er een briefje van 20 euro in, en gooide dit in hun brievenbus. Om half acht reed ik weg.
In een uur fietste ik naar het centrum van Trier, en besteedde een kleine drie kwartier aan het bekijken van de Altstadt. Vooral het uit de Romeinse tijd stammende gebouw Porta Nigra maakte indruk op me. In de buurt van dit gebouw liepen en stonden hordes toeristen.
Ik had niet genoeg proviand voor de laatste dag. Terwijl ik Trier uitreed keek ik uit naar een bakker. Ik vond er een, zette mijn fiets in het zicht tegen een paal, haalde mijn bankpas tevoorschijn, en sloot achter aan in de rij. Wat ze in de vitrine hadden liggen sprak me niet zo aan en het schoot niet op. Ik dacht laat maar, ik kom nog genoeg bakkers tegen. Maar het was zondag en in de volgende dorpen waar ik doorheen reed waren de bakkers gesloten, ik begon me een beetje zorgen te maken. In Schweich, de eerste iets grotere plaats, was wel een bakker open, en ook met een ruim aanbod aantrekkelijke koffiebroodjes, ik sloeg flink in. Terwijl ik een broodje naar binnen werkte en de rest zodanig probeerde weg te stouwen dat ze niet helemaal geplet werden in mijn volle achtertas werd ik door twee oude heren op een bankje in de zon aangesproken. Ze hadden vroeger, "das ist ja lange her", met een groepje op renfietsen tochten gereden, en er had ook iemand meegereden op een ligfiets.
In Wittlich zag ik dat er een fietspad over een oude spoorlijn liep in de richting waar ik naartoe wilde. Ik verwisselde de doorgaande wegen voor een rustig fietspad en bespaarde mezelf zo een paar hoogtemeters, en het traject liep in een vergelijkbare hoeveelheid slingers als de doorgaande verkeerswegen. Ik werd getracteerd op een paar mooie oude spoortunnels waar het fietspad doorheen liep.
Even ten zuiden van Daun bij Schalkenmehren was er een sterrenwacht. Ik dacht leuk, even kijken daar, het zou me naar een hoog punt brengen met hopelijk een mooi uitzicht over het Schalkenmehrener Maar, de eerste van de drie vulkanische meren bij Daun die ik wilde zien. De sterrenwacht was een teleurstelling: een hek, een verbodsbordje en verder niks te zien. Uitzicht krijgen over het meer lukte iets verderop wel. Tsja, eigenlijk gewoon een flinke plas tussen heuvels met een dorp ernaast. Het was dat ik in de Vulkaneifel was en daarom wist dat het van vulkanische oorsprong was, anders zou het me niet erg bijzonder geleken hebben. De tweede van de Dauner Maare, de Weinfelder Maar, was een natuurgebied met wandelpaden er omheen en een standje van een lokale natuurclub, zoiets als het Utrechtse Landschap. Voor de derde, de Gemündener Maar, moest ik nog even een steil stukje klimmen. Dit bleek een recreatieplas met parkeerterrein, beheerd strand en horeca te zijn. Het was er druk op deze zonnige zondag.
Alle bijzonderheden om te bezichtigen had ik nu achter me, wat resteerde was doorstampen naar mijn ouderlijk huis in Zuid-Limburg. Op de grens tussen Rheinland-Pfalz en Nordrhein-Westfalen ving ik nog een glimp op van een kasteelruïne.
Even ten noorden van Daun houdt de A1 op, om 25 kilometer naar het noorden in de zuidelijkste punt van Nordrhein-Westfalen weer verder te gaan. Mijn route liep vanaf Ahrhütte over de L115, een provinciale weg die aansluit op de A1. Er was op deze zondagmiddag nogal veel verkeer in noordelijke richting op deze weg. Over zeven kilometer klom ik langzaam bijna tweehonderd hoogtemeters omhoog terwijl ik angstvallig een onophoudelijke stroom achteropkomende auto's via mijn spiegels in de gaten hield. Ze haalden me allemaal met de in Duitsland wettelijk verplichte minimum afstand van anderhalve meter in, vaak nog veel meer, maar er hoefde er maar eentje tussen te zitten die net even niet oplette. De auto's reden kort op elkaar en voor de meesten werd ik pas zichtbaar nadat hun voorgangers mij ingehaald hadden. Twee maal toeterde iemand geïrriteerd naar me. Ik was opgelucht toen ik de afslag naar Rohr kon nemen en hiervan verlost was.
Langzamerhand zag ik op het kaartbeeld van mijn navigatie linksboven plaatsen verschijnen die ik vanuit Zuid-Limburg in een dagtocht zou kunnen bereiken: Monschau en de hoge venen, de Rursee, Aachen.
De laatste berg die ik moest beklimmen was bij het dorp Berg vier kilometer ten noordwesten van Vlatten, niet te verwarren met het dorp Berg vier kilometer ten zuidoosten van Vlatten. Daarna daalde ik af naar Kreuzau, een plaatsje aan Le Rour / Der Rur / De Roer die in de hoge venen bij Signal de Botrange ontspringt en bij Roermond in de Maas uitmondt. In Kreuzau was er een straatfeest deze zondag. Om nog wat energierijk voer binnen te krijgen haalde ik bij de drukbezochte ijstent in het centrum een ijsje. Er was iets raars met dit ijs, het had een onaangename nasmaak die ik maar moeilijk weggespoeld kreeg.
Ik was op weg naar mijn moeder, ik had al een paar keer gebeld, maar geen gehoor gekregen. Ik hield er inmiddels rekening mee dat ze net een paar dagen weg was, maar ze kon ook gewoon bij vrienden zijn ofzo. Ik zou bij de buren kunnen aanbellen die een reservesleutel van haar hebben, maar met zo'n actie wilde ik niet al te laat komen aanzetten. Niet dralen en stug doorfietsen was dus geboden. Om tien over zeven probeerde ik het nog een keer en ze nam op. Ik kondigde aan dat ik tussen negen en tien verwachtte aan te komen.
Het werd donker, ik stopte om de batterijen voor mijn koplamp uit mijn tas op te diepen en aan te sluiten. Ik doorkruiste Alsdorf in het donker. Om negen uur bereikte ik bij Herzogenrath de Nederlandse grens. De route door Zuid-Limburg die brouter voor me had uitgezet via Eygelshoven, Landgraaf en Heerlen liep redelijk goed door maar was voor mij volslagen onbekend, pas kort bij huis reed ik over bekende wegen. Ik had het resterende stuk toch nog onderschat, ik kwam uiteindelijk aan om tien over tien.
Na anderhalve rustdag gevuld met bijpraten en klussen reed ik in de voor mij gebruikelijke ongeveer zes uur van Geleen naar Doorn.
07:40
08:22
08:26
08:30 - 09:15 Trier
09:55 Leckere Backwaren in Schweich
11:20 - 12:45 Maare-Mosel-Radweg
13:00 - 13:45 Dauner Maare
15:15 Bergruine Neublankenheim op de grens tussen Rheinland-Pfalz en Nordrhein-Westfalen, langs de Ahbach.
17:30 Even voor Bleibuir en Bergbuir op ongeveer 400 meter. Een paar kilometer achter me Kall op 500 meter. Net de bosrijke gebieden van de Eifel uit en nu uitzicht over het lage land tussen de Rhein en de Rur.
21:03
Ik stond vroeg ik op, er was nog niemand te bekennen. Ik wilde de campingbeheerders niet vroeg wekken, laat ze na dat feestje gisteren maar lekker uitslapen dacht ik. Er hing een prijslijst aan hun huis dat tevens als receptie dienst deed, als ik het goed begreep zou ik als fietskampeerder inclusief toeristenbelasting zo'n 14 euro kwijt geweest zijn. Ik scheurde een vel uit mijn kleine schrijfblok, schreef er een bedankje voor het prettige verblijf op, vouwde er een briefje van 20 euro in, en gooide dit in hun brievenbus. Om half acht reed ik weg.
In een uur fietste ik naar het centrum van Trier, en besteedde een kleine drie kwartier aan het bekijken van de Altstadt. Vooral het uit de Romeinse tijd stammende gebouw Porta Nigra maakte indruk op me. In de buurt van dit gebouw liepen en stonden hordes toeristen.
Ik had niet genoeg proviand voor de laatste dag. Terwijl ik Trier uitreed keek ik uit naar een bakker. Ik vond er een, zette mijn fiets in het zicht tegen een paal, haalde mijn bankpas tevoorschijn, en sloot achter aan in de rij. Wat ze in de vitrine hadden liggen sprak me niet zo aan en het schoot niet op. Ik dacht laat maar, ik kom nog genoeg bakkers tegen. Maar het was zondag en in de volgende dorpen waar ik doorheen reed waren de bakkers gesloten, ik begon me een beetje zorgen te maken. In Schweich, de eerste iets grotere plaats, was wel een bakker open, en ook met een ruim aanbod aantrekkelijke koffiebroodjes, ik sloeg flink in. Terwijl ik een broodje naar binnen werkte en de rest zodanig probeerde weg te stouwen dat ze niet helemaal geplet werden in mijn volle achtertas werd ik door twee oude heren op een bankje in de zon aangesproken. Ze hadden vroeger, "das ist ja lange her", met een groepje op renfietsen tochten gereden, en er had ook iemand meegereden op een ligfiets.
In Wittlich zag ik dat er een fietspad over een oude spoorlijn liep in de richting waar ik naartoe wilde. Ik verwisselde de doorgaande wegen voor een rustig fietspad en bespaarde mezelf zo een paar hoogtemeters, en het traject liep in een vergelijkbare hoeveelheid slingers als de doorgaande verkeerswegen. Ik werd getracteerd op een paar mooie oude spoortunnels waar het fietspad doorheen liep.
Even ten zuiden van Daun bij Schalkenmehren was er een sterrenwacht. Ik dacht leuk, even kijken daar, het zou me naar een hoog punt brengen met hopelijk een mooi uitzicht over het Schalkenmehrener Maar, de eerste van de drie vulkanische meren bij Daun die ik wilde zien. De sterrenwacht was een teleurstelling: een hek, een verbodsbordje en verder niks te zien. Uitzicht krijgen over het meer lukte iets verderop wel. Tsja, eigenlijk gewoon een flinke plas tussen heuvels met een dorp ernaast. Het was dat ik in de Vulkaneifel was en daarom wist dat het van vulkanische oorsprong was, anders zou het me niet erg bijzonder geleken hebben. De tweede van de Dauner Maare, de Weinfelder Maar, was een natuurgebied met wandelpaden er omheen en een standje van een lokale natuurclub, zoiets als het Utrechtse Landschap. Voor de derde, de Gemündener Maar, moest ik nog even een steil stukje klimmen. Dit bleek een recreatieplas met parkeerterrein, beheerd strand en horeca te zijn. Het was er druk op deze zonnige zondag.
Alle bijzonderheden om te bezichtigen had ik nu achter me, wat resteerde was doorstampen naar mijn ouderlijk huis in Zuid-Limburg. Op de grens tussen Rheinland-Pfalz en Nordrhein-Westfalen ving ik nog een glimp op van een kasteelruïne.
Even ten noorden van Daun houdt de A1 op, om 25 kilometer naar het noorden in de zuidelijkste punt van Nordrhein-Westfalen weer verder te gaan. Mijn route liep vanaf Ahrhütte over de L115, een provinciale weg die aansluit op de A1. Er was op deze zondagmiddag nogal veel verkeer in noordelijke richting op deze weg. Over zeven kilometer klom ik langzaam bijna tweehonderd hoogtemeters omhoog terwijl ik angstvallig een onophoudelijke stroom achteropkomende auto's via mijn spiegels in de gaten hield. Ze haalden me allemaal met de in Duitsland wettelijk verplichte minimum afstand van anderhalve meter in, vaak nog veel meer, maar er hoefde er maar eentje tussen te zitten die net even niet oplette. De auto's reden kort op elkaar en voor de meesten werd ik pas zichtbaar nadat hun voorgangers mij ingehaald hadden. Twee maal toeterde iemand geïrriteerd naar me. Ik was opgelucht toen ik de afslag naar Rohr kon nemen en hiervan verlost was.
Langzamerhand zag ik op het kaartbeeld van mijn navigatie linksboven plaatsen verschijnen die ik vanuit Zuid-Limburg in een dagtocht zou kunnen bereiken: Monschau en de hoge venen, de Rursee, Aachen.
De laatste berg die ik moest beklimmen was bij het dorp Berg vier kilometer ten noordwesten van Vlatten, niet te verwarren met het dorp Berg vier kilometer ten zuidoosten van Vlatten. Daarna daalde ik af naar Kreuzau, een plaatsje aan Le Rour / Der Rur / De Roer die in de hoge venen bij Signal de Botrange ontspringt en bij Roermond in de Maas uitmondt. In Kreuzau was er een straatfeest deze zondag. Om nog wat energierijk voer binnen te krijgen haalde ik bij de drukbezochte ijstent in het centrum een ijsje. Er was iets raars met dit ijs, het had een onaangename nasmaak die ik maar moeilijk weggespoeld kreeg.
Ik was op weg naar mijn moeder, ik had al een paar keer gebeld, maar geen gehoor gekregen. Ik hield er inmiddels rekening mee dat ze net een paar dagen weg was, maar ze kon ook gewoon bij vrienden zijn ofzo. Ik zou bij de buren kunnen aanbellen die een reservesleutel van haar hebben, maar met zo'n actie wilde ik niet al te laat komen aanzetten. Niet dralen en stug doorfietsen was dus geboden. Om tien over zeven probeerde ik het nog een keer en ze nam op. Ik kondigde aan dat ik tussen negen en tien verwachtte aan te komen.
Het werd donker, ik stopte om de batterijen voor mijn koplamp uit mijn tas op te diepen en aan te sluiten. Ik doorkruiste Alsdorf in het donker. Om negen uur bereikte ik bij Herzogenrath de Nederlandse grens. De route door Zuid-Limburg die brouter voor me had uitgezet via Eygelshoven, Landgraaf en Heerlen liep redelijk goed door maar was voor mij volslagen onbekend, pas kort bij huis reed ik over bekende wegen. Ik had het resterende stuk toch nog onderschat, ik kwam uiteindelijk aan om tien over tien.
Na anderhalve rustdag gevuld met bijpraten en klussen reed ik in de voor mij gebruikelijke ongeveer zes uur van Geleen naar Doorn.
07:40
08:22
08:26
08:30 - 09:15 Trier
09:55 Leckere Backwaren in Schweich
11:20 - 12:45 Maare-Mosel-Radweg
13:00 - 13:45 Dauner Maare
15:15 Bergruine Neublankenheim op de grens tussen Rheinland-Pfalz en Nordrhein-Westfalen, langs de Ahbach.
17:30 Even voor Bleibuir en Bergbuir op ongeveer 400 meter. Een paar kilometer achter me Kall op 500 meter. Net de bosrijke gebieden van de Eifel uit en nu uitzicht over het lage land tussen de Rhein en de Rur.
21:03